In middeleeuwse manuscripten is een verzameling Griekse gedichten overgeleverd onder de naam Homerische Hymnen: Griekse gedichten, geschreven in hexameters, gewijd aan verschillende goden en in de oudheid vaak toegeschreven aan Homerus. Dat kan haast niet kloppen: de belangrijkste (en langste) van deze gedichten stammen uit de zevende en zesde eeuw v. Chr., maar in feite is er geen enkele zekerheid omtrent de datering. Ook over de functie van deze 'hymnen' is veel onzekerheid. Waren het cultushymnen? Of waren het prooimia: voorzangen of preludes, gezongen of gereciteerd door rapsoden, ter inleiding op een langere voordracht van epische poëzie of ter opening van een festival met wedstrijden tussen rapsoden? Of werden ze voorgedragen tijdens symposia, de besloten drinkgelagen in de oudheid? Het zijn er in totaal drieëndertig: een paar lange, gewijd aan Demeter, Apollo, Hermes en Aphrodite, met voorvallen uit het bestaan van de god (geboorte, contact met de mensen op aarde, vestiging van een eredienst, zijn of haar attributen), twee wat kortere, gewijd aan Dionysos en Pan, en een aantal heel korte, met alleen een aanhef-begroeting en een afscheidsgroet. De hymnen sluiten aan bij het genre van de epische poëzie: 'Homerische' taal, het gebruik van vaste uitdrukkingen (formulae), maar zij bevatten ook andere elementen. Het zijn interessante verhalen die mooie poëzie bevatten. De schoonheid ligt in de combinatie van een aantrekkelijk, op dichterlijke wijze verteld verhaal en een zuivere, niet opdringerige vorm van godsdienstige verering. In deze tweetalige uitgave zijn de hymnen vertaald in hexameters, het metrum van het origineel, door Arthur S. Hartkamp. De inleiding is van de hand van Irene J.F. de Jong.