Eliza Peabody is een van die gevaarlijk onberispelijke vrouwen die geloven dat ze de waarheid in pacht hebben. Ze is een moderne Florence Nightingale, altijd bezig in het hospice of bij de Wives’ Club; ze is te enthousiast, ze praat te veel. Haar bezorgdheid over het welzijn van haar rijke buren in Zuid-Londen strekt zich zelfs uit tot ingenieuze, goedbedoelde briefjes vol ongevraagd advies onder de deur. Maar wanneer een van die briefjes aan Joan, de buurvrouw van nummer vierendertig, tot gevolg lijkt te hebben dat Joan verdwijnt, begint Eliza te ontsporen. Niemand kan haar er meer over vertellen, en de buren vermijden al haar vragen. Om Joans verdwijning te begrijpen blijft ze haar schrijven, ook al weet ze niet precies waar ze uithangt. In haar brieven wordt ze zelf ook steeds openhartiger. Over haar tot op de draad versleten huwelijk, over haar bestaan als ex-diplomatenvrouw die nog enige zingeving ontleent aan haar werk met haar favoriete hospice-patiënt met wie ze een innige band opbouwt, over haar mysterieuze verleden, dat zich steeds meer bij haar opdringt. In haar eenzame staat lijkt ze haar grip op de werkelijkheid te verliezen. Fictie en realiteit blijken niet zo makkelijk van elkaar te onderscheiden. Met humor en diepmenselijk inzicht schrijft Jane Gardam, zoals alleen zij dat kan, over verdrongen verledens, liefde en desillusie. In 1991 ontving ze voor Hoogachtend, Eliza Peabody de Whitbread Award voor de beste roman van het jaar.