Bijna een eeuw lang, van het laatste kwart van de 19de eeuw tot de jaren na 1968, voelde de katholieke studerende jeugd in Vlaanderen zich geroepen tot een idealistisch engagement in dienst van de gemeenschap. Zoals andere klassieke studentenbewegingen stelde de katholieke studerende jeugd - zowel scholieren studenten als seminaristen - zich als groep ten dienste van de ontvoogding en verheffing van de Vlaamse gemeenschap.
In dit boek - hoofdzakelijk een bundeling van eerder verschenen bijdragen - wordt die roeping vanuit verschillende invalshoeken belicht. Het boek vangt aan met de Vlaamse radicalisering in de jaren twintig, waarin anti-Belgicisme hand in hand ging met het dromen van Groot-Nederland. Vervolgens komen zowel de bloeitijd als de ondergang - na het conflict met de bisschoppen - van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS) aan bod. Verder is er aandacht voor de vergelijking van Leuvense studentenrevoltes i 1924/25 en 1966/68 en het ontstaan van de Katholieke Actie en de 'vruchtbare spanning' tussen jeugdbeweging en engagement in KSA-Jong-Vlaanderen. Tenslotte wordt stilgestaan bij de verdamping van de katholieke identiteit aan de Leuvense universiteit en de verwaseming van de katholieke consensus in de bredere Vlaamse gemeenschap. In een (nieuw) slothoofdstuk wordt gepeild naar de factoren die in de laatste decennia van de twintigste eeuw aan de basis liggen van het einde van de traditie van de studentenbeweging en de teloorgang van de eigen roeping van de katholieke jeugd in Vlaanderen.
In dit boek - hoofdzakelijk een bundeling van eerder verschenen bijdragen - wordt die roeping vanuit verschillende invalshoeken belicht. Het boek vangt aan met de Vlaamse radicalisering in de jaren twintig, waarin anti-Belgicisme hand in hand ging met het dromen van Groot-Nederland. Vervolgens komen zowel de bloeitijd als de ondergang - na het conflict met de bisschoppen - van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS) aan bod. Verder is er aandacht voor de vergelijking van Leuvense studentenrevoltes i 1924/25 en 1966/68 en het ontstaan van de Katholieke Actie en de 'vruchtbare spanning' tussen jeugdbeweging en engagement in KSA-Jong-Vlaanderen. Tenslotte wordt stilgestaan bij de verdamping van de katholieke identiteit aan de Leuvense universiteit en de verwaseming van de katholieke consensus in de bredere Vlaamse gemeenschap. In een (nieuw) slothoofdstuk wordt gepeild naar de factoren die in de laatste decennia van de twintigste eeuw aan de basis liggen van het einde van de traditie van de studentenbeweging en de teloorgang van de eigen roeping van de katholieke jeugd in Vlaanderen.