Hij viel de poëzie binnen als Genghis Khan. Zijn verzengende verzen verpletterden de horigen die rilden van angst en ontzag. En toen zweeg hij. Zeven jaar dacht hij na over de wereld en de woorden. En nu is er Idyllen: een vloedgolf van zilte vragen en zwarte conclusies die zwelt als de zee bij nacht, terwijl de verlaten sloepen kraken in de haven en netten van vissers huilen. In de klassieke vorm van rijmende alexandrijnen, die komen en gaan als golven over kiezels, spoelen steeds meer zekerheden weg. De winter komt. Waarschijnlijk zijn dit de laatste idyllen die we zullen lezen.