In Iedereen is er verkent Jan Baeke nieuwe grenzen: hij probeert in meerstemmige gedichten onder woorden te brengen hoe de werkelijkheid zich teweer stelt tegen begrip. Ook wordt gewag gemaakt van een onontkoombaarheid: op een gegeven moment zullen we vallen, ooit missen we onze handen, eens zien we alles wat we hebben weggegooid, niemand die zich kan herinneren wat nog opgeraapt kan worden en met zorg gedroogd. De toon van Jan Baeke is relativerend maar nooit onverschillig, en altijd geschreven vanuit de verwondering over de geringe zekerheid die de werkelijkheid ons biedt. Deze observaties weet Baeke invoelbaar te maken in heldere bewoordingen, die onder de oppervlakte een ontregelende functie hebben.
Met zijn derde bundel Iedereen is er bevestigt Jan Baeke zijn reputatie als een scherpzinnig observator en een avontuurlijk dichter.