Als jong meisje had de beeldschone Fionna O’Donnel een grove fout begaan waarvoor ze zwaar moest boeten: tien jaar lang moest ze eenzaam in ballingschap leven. De mensen uit de streek vreesden haar omdat ze over bijzondere gaven beschikte; Fionna was een heks. Maar Fionna kon niemand kwaad doen, ze wendde haar gave juist aan om mensen te genezen. Zo ontmoette ze de zwaargewonde ridder die haar hart beroerde…
Hij wilde en kon haar niet geloven…
De dappere ridder Raymond DeClare was niet erg in zijn nopjes met het vervallen kasteel dat hij als beloning van de koning had gekregen. Bovendien stond het in een onvruchtbare streek waar de zon nooit scheen. Van de inwoners hoorde hij dat er een vloek op rustte, maar daar hechte hij als nuchtere Engelsman geen geloof aan. Totdat hij de mysterieuze Fionna beter leerde kennen. Door haar rezen de eerste twijfels in hem op. De geheimzinnige overvallen die steeds plaatsvonden leken ook iets met haar te maken te hebben. Wie was die bijzondere vrouw toch? En waarom ging zijn hart zo te keer zodra hij haar zag?