In Utrecht, waar Bob en Hanna zich na hun huwelijk met Daantje gevestigd hebben, heeft Ietje Huizinga, dochter uit het grote, Friese domineesgezin, een betrekking als apothekersassistente. Bij Bob en Hanna is zij altijd welkom, maar Ietje heeft meer vrienden: rijke kennissen, die royaal leven en veel geld uitgeven en Ietje, met haar kleine salaris, waar ook haar pensiongeld nog afgaat, kan daar niet tegenop.
Of zij moet haar vrienden laten schieten -wat zij niet graag wil -of zij moet meedoen, vindt zij en het gevolg is dat zij zich al aardig in de schulden gestoken heeft en zich o.a. een mooie bontjas heeft aangeschaft die nog afbetaald moet worden.
Hoewel zij voelt dat het beter is de band met de vrienden wat losser te maken, daar ze steeds dieper in de zorgen komt te zitten, is ze daar nog altijd niet toe kunnen komen, totdat een opmerking van Lex de Ridder, die ze bij Bob en Hanna ontmoet, haar de ogen opent.
Of zij moet haar vrienden laten schieten -wat zij niet graag wil -of zij moet meedoen, vindt zij en het gevolg is dat zij zich al aardig in de schulden gestoken heeft en zich o.a. een mooie bontjas heeft aangeschaft die nog afbetaald moet worden.
Hoewel zij voelt dat het beter is de band met de vrienden wat losser te maken, daar ze steeds dieper in de zorgen komt te zitten, is ze daar nog altijd niet toe kunnen komen, totdat een opmerking van Lex de Ridder, die ze bij Bob en Hanna ontmoet, haar de ogen opent.