De hoofdpersoon in dit boek erft een goochelkist van zijn verre oom.
Niet zomaar een kist, maar een om een weesmeisje mee door te zagen.
'Pap, ik moet een weesmeisje hebben.'
'Een weesmeisje?' vroeg pap.
'Waar haal je een weesmeisje vandaan?
Ik ken geen weesmeisje.
Ik ken maar één wees.
Dat ben ik zelf.
Mijn ouders zijn dood.'
'Och,' zei ik,
'met een weespapa lukt het vast óók wel.
Pap, jij moet in de kist!'
'En dan?' vroeg pap.
'Dan zaag ik jou door.'
'Ik kijk wel uit,'riep pap.
'Dat doet veel te veel pijn!'
'Het doet geen pijn,' zei ik,
'want het is een truc.'
'Nou, goed dan,' zei pap.
Helaas mislukt de truc. Pap in twee stukken in de kist. Gelukkig bloedt hij niet en heeft hij ook geen pijn. Maar hij verwacht wel van zijn zoon dat die hem weer heel maakt.
Ted van Lieshout won nagenoeg iedere prijs die er als kinderboekenauteur te winnen valt, tot en met de Theo Thijssenprijs aan toe. In Ik ben een goochelaar voert hij dezelfde hoofdpersonen - een zoon en een vader - op als in Ik ben een held, het eerste deel uit de Ted van Lieshout-bibliotheek. Sylvia Weve maakte ook voor Ik ben een goochelaar de illustraties en weet als geen ander de humor van Ted van Lieshout te verbeelden. Het resultaat is een geestig, maar ook spannend boek voor beginnende lezers.