Op 29 april 1972 werd ik door mijn oudste broer, Moha, in Lille, Frankrijk, op de bus gezet naar Nederland. Ik was eenentwintig jaar. Ik had een klein reiskoffertje bij me. Daarin zaten al mijn bezittingen: twee witte overhemden, wat ondergoed en een van mijn twee pakken. Het andere had ik aan. Ik moest van Moha weg uit Frankrijk. Hij zei dat als ik langer in de mijnen zou werken mijn longen kapot zouden gaan. Net als die van hem. Moha zei dat het werk in Nederland schoner was. En hij zei ook dat Nederlanders aardiger zijn dan de Fransen. Die scholden ons vaak uit voor “vieze Arabieren”. Twee jaar heb ik in Lille gewoond en niets van de stad gezien. Mijn dag zag er zo uit: huis-kolenmijn-huis. Het deed mij dan ook niets toen ik het verliet.
De bus kwam aan op het Amstelstation in Amsterdam. Toen ik uitstapte, zag ik dat Moha gelijk had; alles was schoner. Alsof er een groot tapijt over de hele stad was uitgerold. En de mensen die op het tapijt liepen, keken vriendelijk. Ik dacht: Driss kan zich hier thuis voelen.’
Vanaf april 2009 schreef Driss Tafersiti een feuilleton over zijn eigen ervaringen op de Achterpagina van het NRC Handelsblad. In dit boek worden alle afleveringen van het feuilleton bijeengebracht en aangevuld met twintig nieuwe stukken die Tafersiti speciaal voor deze uitgave schreef.
De bus kwam aan op het Amstelstation in Amsterdam. Toen ik uitstapte, zag ik dat Moha gelijk had; alles was schoner. Alsof er een groot tapijt over de hele stad was uitgerold. En de mensen die op het tapijt liepen, keken vriendelijk. Ik dacht: Driss kan zich hier thuis voelen.’
Vanaf april 2009 schreef Driss Tafersiti een feuilleton over zijn eigen ervaringen op de Achterpagina van het NRC Handelsblad. In dit boek worden alle afleveringen van het feuilleton bijeengebracht en aangevuld met twintig nieuwe stukken die Tafersiti speciaal voor deze uitgave schreef.