Het poëtische oeuvre van Astrid H. Roemer is niet groot, maar wel spannend, interessant, actueel en provocerend en gelukkig niet in een hokje te stoppen. Van Astrid H. Roemers poëzie zou je wel tien verschillende bloemlezingen kunnen samenstellen. Ik ga strijden moeder echter laat de ontwikkeling zien van de jonge activistische dichter tot de diva die in spannende vertelbeelden de lezer weet te betoveren. De voortdurende gedaanteverandering in de poëzie van Astrid H. Roemer vindt zijn voorlopige voltooiing in haar laatste bundel uit 2012. Zinnen zijn herkenbaar, maar de grens tussen de ene en de andere is vloeibaar. Deze bloemlezing bundelt gedichten van Astrid H. Roemer uit haar eerste bundel van 1970 tot en met haar jongste poëziepublicaties in literaire tijdschriften vanaf 2015 tot in 2020. Haar vroege poëzie heeft een wat bescheiden plaats en het latere dichtwerk krijgt meer ruimte. Zo wordt de groei zichtbaar van een dichter met een directe en persoonlijk geladen expressieve stem tot een intrigerende epische verteller die een eigen wereld creëert. Een dichter die haar gedachten en emoties vormgeeft, actievoert, haar solidariteit uit maar vooral het bestaan liefheeft. Astrid H. Roemer is natuurlijk op de eerste plaats als prozaschrijver bekend en niet als dichter. In de luwte van het proza rijpt haar poëtische meesterschap. Haar poëzie is nauwelijks te vergelijken met die van welke Nederlandstalige dichter dan ook. Voor Roemer is een gedicht een manier om met de lezer te communiceren. In haar vroegste verzen kondigt zich alles al aan. Vrije verzen doortrokken van emotie, zelfs rebellie. Astrid H. Roemer blijkt dan al de taal in al zijn facetten en in al zijn poëtische nuances te beheersen. Alle registers van het gevoelsleven slaat ze aan: de woede, het heimwee, de moed, de nostalgie en het verdriet. Poëzie met een grote betrokkenheid bij het leven van mensen die in de ogen van de ‘doorsnee Nederlander’ ‘anders zijn’. Met elke bundel zet de verandering in Astrid H. Roemers poëzie door. Het verhaal wordt poëzie. De liederen worden vrije verzen, vrije verzen worden liederen. De voortdurende gedaanteverandering is vanaf het begin een kenmerk van haar poëzie en ze eindigt voorlopig in pure muzikaliteit, taligheid en vormkracht. Het is een bijna mythologische gedaanteverandering.