Ton de Bruijn was een geslaagde zakenman die in een Porsche door Duitsland scheurde, een charmeur met veel vriendinnen en twee echtgenotes. Een man die van een feestje hield en dingen zei als ‘zet maar op mijn graf: hier ligt Ton de Bruijn, maar gelachen heeft hij wel’. Maar hij was ook de man die failliet ging en vijanden maakte omdat hij geld leende zonder het terug te geven. Een oplichter die dure kleding in Rome aanschafte met gestolen cheques en in de gevangenis belandde. Een sjacheraar die klusjes deed voor een Zweedse hasjhandelaar waar hij een oude Rolls Royce in Spanje aan overhield die hij de grens niet over kreeg. En misschien was hij vooral de roekeloze jongen van twintig die in 1943 naar Engeland wilde om een held te worden maar in plaats daarvan in de hel van de Duitse concentratiekampen belandde.
Voor mij was hij een onbereikbare vader, een ongrijpbare man die ik nauwelijks had gekend. Zijn plotselinge eenzame dood was het zoveelste raadsel, het zoveelste sterke verhaal waar ik geen weg mee wist en bij gelegenheid wat lacherig over vertelde. Maar ondertussen werd De Oorlog steeds meer dat grote zwarte ding in mijn kamer waar alle emoties rondom mijn vader aan vast kleefden. Een paar jaar geleden, toen ik de leeftijd had waarop hij stierf, besloot ik om dat zwarte ding eindelijk te demonteren en zoveel mogelijk over ‘de oorlog van mijn vader’ uit te zoeken. Gaandeweg het onderzoek kwam ik onverwacht op het spoor van zijn connecties met de Amsterdamse onderwereld in de jaren zeventig, waardoor zijn vertrek naar Spanje en zijn plotselinge dood in een heel nieuw licht kwamen te staan.
'Een schrijnend boek over een dochter die gezien wil worden door een ongrijpbare vader. De Bruijn schetst een prachtig tijdsbeeld en brengt door onder meer de historische dagboekpassages de personages en hun angsten en verlangens op indrukwekkende wijze dichtbij. Een persoonlijke zoektocht die leest als een roman.' – Marjolijn de Cocq, chef boeken van Het Parool