De jonge Mink begeeft zich tijdens de oorlog in de illegaliteit en verraadt noodgedwongen zijn boezemvriend Harm. Kouwenaar schetst indringend en gedetailleerd de manier waarop Mink na de oorlog zijn schuldgevoel op afstand probeert te houden, een vorm van zelfverloochening die uiteindelijk vergeefs blijkt te zijn.