De verteller staat op het punt te trouwen met Roelinde, zijn jeugdvriendin. Tijdens een ziekteverlof op het platteland ontmoet hij het dorpsmeisje Cecilia, de enige overblijvende van de acht kinderen van de schoolmeester. Hij wordt op haar verliefd. Op ontroerende wijze vertolkt Felix Timmermans in dit werk zijn liefde voor de mens en de natuur. Zijn taal munt uit door de pastelkleurige tinten, waarmee hij de natuur, de velden, de bossen, de herfstsfeer van Cecilia's dorp schildert.