Een moeder staat voor het raam. Buiten sneeuwt het. Ze zijn verdwenen. Een voor een gingen haar kinderen het huis uit. Ze is alleen achtergebleven, een moeder buitenspel. Ze heeft die ochtend al het speelgoed naar de kringloop gebracht, behalve het poppenhuis. Dat staat nog achter haar, in de gang. Op weg naar de kringloop was ze die ochtend met de fiets in de hand langs de Stolpersteine van de familie Koppel gelopen. Door de struikelstenen trekt ze zich terug in haar gedachten, niet alleen over de Holocaust, nee, de Shoah, maar ook over haar leerlingen aan wie ze Franse taal en literatuur geeft, en niet in de laatste plaats over haar eigen kinderen, onder wie haar kristallen ijsmeisje, dat alle kou overtroffen heeft.