In zijn nieuwe boek In de ban van Stempelstan vertelt Frank van Rijn op zijn eigen beeldende en humoristische wijze over zijn reis per fiets door Centraal-Azië. De tocht begint in Tbilisi. Hier bezoekt hij Mikhail Saakashvili, de president van Georgië en diens vrouw Sandra Roelofs om hen elk een fraaie Gazelle aan te bieden.
Na een rit door Georgië en Azerbeidzjan neemt Frank in Bakoe de boot over de Kaspische Zee naar Turkmenistan. Tijdens deze oversteek, die lichtelijk uit de hand loopt, komt hij tot het besluit om voortaan nooit meer over zee te gaan naar een plaats die hij ook over land kan bereiken. Uiteindelijk komt de boot toch nog in Turkmenbashi aan, waarna de reis verder gaat door de woestijn van Turkmenistan naar Oezbekistan. Daar bezoekt de auteur de monumentale steden Buchara en Samarkand en verbaast zich erover dat wij in het Westen zo weinig weten van de geschiedenis van Azië. In Dusjanbe, de hoofdstad van Tadzjikistan, sluit zich een Zwitser bij Frank aan. Gezamenlijk rijden zij over hoge passen van het Pamirgebergte en door de overweldigend mooie en ruige Bartangvallei.
De beschrijvingen van de indrukwekkende landschappen, de interessante historische aspecten en vooral de boeiende ontmoetingen met de vele gastvrije mensen geven de lezer een goed beeld van hoe het is om op een fiets door Centraal-Azië te trekken. Dat er nogal wat stempels geplaatst moeten worden op de nodige documenten in deze Stan-landen, die nog maar betrekkelijk kort onder het juk van het communisme uit zijn, zal geen verwondering wekken. Zulk stempelgetob behoort natuurlijk tot de charmes van zo’n tocht, maar waarschijnlijk zijn die charmes charmanter voor de lezer dan voor de reiziger.
Kortom: een boek dat uitnodigt om er zelf op uit te trekken, of voor sommigen misschien juist om op een comfortabele manier in de luie stoel door een bijzonder gebied van onze mooie aarde te reizen.
Na een rit door Georgië en Azerbeidzjan neemt Frank in Bakoe de boot over de Kaspische Zee naar Turkmenistan. Tijdens deze oversteek, die lichtelijk uit de hand loopt, komt hij tot het besluit om voortaan nooit meer over zee te gaan naar een plaats die hij ook over land kan bereiken. Uiteindelijk komt de boot toch nog in Turkmenbashi aan, waarna de reis verder gaat door de woestijn van Turkmenistan naar Oezbekistan. Daar bezoekt de auteur de monumentale steden Buchara en Samarkand en verbaast zich erover dat wij in het Westen zo weinig weten van de geschiedenis van Azië. In Dusjanbe, de hoofdstad van Tadzjikistan, sluit zich een Zwitser bij Frank aan. Gezamenlijk rijden zij over hoge passen van het Pamirgebergte en door de overweldigend mooie en ruige Bartangvallei.
De beschrijvingen van de indrukwekkende landschappen, de interessante historische aspecten en vooral de boeiende ontmoetingen met de vele gastvrije mensen geven de lezer een goed beeld van hoe het is om op een fiets door Centraal-Azië te trekken. Dat er nogal wat stempels geplaatst moeten worden op de nodige documenten in deze Stan-landen, die nog maar betrekkelijk kort onder het juk van het communisme uit zijn, zal geen verwondering wekken. Zulk stempelgetob behoort natuurlijk tot de charmes van zo’n tocht, maar waarschijnlijk zijn die charmes charmanter voor de lezer dan voor de reiziger.
Kortom: een boek dat uitnodigt om er zelf op uit te trekken, of voor sommigen misschien juist om op een comfortabele manier in de luie stoel door een bijzonder gebied van onze mooie aarde te reizen.