Het is zinloos om het te proberen te ontkennen, dat heeft Oscar van den Boogaard vijftig jaar lang gedaan; het ging hem ogenschijnlijk goed af. Zonder dat hij het merkte, heeft het hem uitgeput. Een permanente roofbouw op zijn geweten. ‘Pas toen ik zijn naam over mijn lippen kreeg, kon ik beginnen het leven recht in de smoel te kijken.’ Terugblikkend leek het alsof hij altijd maar met één oog had gekeken. En op één been had gestaan. Zijn dierbaren waren niet verbaasd. Blijkbaar was het zonder woorden al gezegd. Puzzelstukjes vielen op hun plaats. Veel hebben ze er niet over gepraat. Voor Oscar zelf was het wel bevreemdend te merken dat de enige die er moeite mee had gehad, hijzelf was. En voor het eerst vond hij woorden om er onomfloerst over te schrijven.