In de jaren veertig en vijftig beschreef Bertus Aafjes, die juist veel verre reizen door vreemde oorden had gemaakt, zijn indrukken van de Nederlandse stadjes en steden.Aafjes schittert hier als de prozaschrijver die hij vanaf het begin is geweest: een ironisch en filosoferend dichter, die steeds werd gefascineerd wordt door wat vergeten raakte en verdween door de eeuwen heen. Daarmee bleef hij op geheel unieke wijze zijn dichterschap trouw en kon hij zijn merkwaardige archeologische en oudheidkundige speurzin uitleven.