Zij vertelt over zichzelf als het kleine, brave meisje dat elke dag naar de Maastrichtse bewaarschool van de Zusters onder de Bogen gaat. Hoe zij als weerspannige twintigjarige op een winternacht uit het raam klimt en ontsnapt aan haar tirannieke moeder, gekleed in een haastig van de waslijn gegriste, bevroren jas met een geleend tientje. Hoe ze als boze vijfendertigjarige vrouw het huis van Van Geel in brand wil steken omdat hij haar voor iemand anders heeft verruild. Het zijn bijzondere, grappige, soms ook droevige verhalen. Over het naoorlogse bohémienleven met schilder Klaus Grünewald in de Ardennen. Over haar reis naar Zweden, in de winter van 1950-1951. Over de liefde voor haar vader, die haar op zijn sterfbed een bekentenis deed. Over de heldhaftige redding van drie drenkelingen uit zee. Over haar ontmoetingen en vriendschappen met dichters en schrijvers als Elisabeth Eybers, Renate Rubinstein, Armando en Nescio.
Guus Middag stelde haar ervaringen en omzwervingen te boek, zodat nu iedereen kennis kan nemen van dit rijke, avontuurlijke levensverhaal dat bijna een eeuw omspant.