Het was het vijftiende jaar van de econocratie. Politieke partijen waren vervangen door corporaties. Dankzij de technologie, de toenemende regenval en het veranderende klimaat konden we onderdak bieden aan bijna 150.000 verkleumde, dankbare Amerikanen en Canadezen. Voor zowel de nieuwkomers als de gevestigde inwoners braken er tijden van voorspoed en een beter leven aan. Dat geloofden we tenminste, of zo werd het ons verteld. Maar nu leer ik een nieuwe taal. De taal van de herinnering.
In een wereld waarin alles gecontroleerd wordt, raakt een arts betrokken bij een complot waarvan hij de omvang niet bevat. Op zijn vlucht door een verwoest landschap blijkt hij slechts een pion te zijn. Tot hij beseft dat zijn herinnering en zijn eigen wil niet door een ander beheerst kunnen worden.
In een land zonder vogels is een roman die ingaat op de vraag wat het betekent om mens te zijn. Is een verzetsdaad het enige antwoord in een omgeving van onderdrukking?