Carmen ontmoet haar op een doordeweekse avond, tijdens een etentje met een wederzijdse vriendin in een klein restaurant. De vrouw komt net van de sportschool en is bezweet. Haar witblonde haar zit in een paardenstaart. Ze heeft een oogverblindende glimlach, een rasperige stem die klinkt als een kruiwagen die over stenen wordt gesleept. Carmen valt als een blok voor deze verschijning.
Ze beginnen een relatie, maar al snel neemt die een duistere wending, waarin de eens zo charmante vrouw steeds meer trekjes van Dr. Jekyll en Mr. Hyde begint te vertonen. Hoewel het moeilijk is om de charme van haar partner te weerstaan, realiseert de verteller zich dat haar wensen en haar vrijheid in hun inmiddels beklemmende situatie steeds meer in het geding komen.
Machado worstelde jarenlang om de gebeurtenissen onder woorden te brengen. Om de ervaringen te analyseren en te begrijpen hoe deze haar vormden, put ze uit tal van literaire genres en popcultuur. Hoofdstuk na hoofdstuk worden we heen en weer geslingerd van horror naar de bildungsroman, van noir naar picaresk, van Tsjechov naar sprookjes, van Star Trek naar Disney-schurken, in een hoogstandje over trauma en het stereotype van de idyllische relatie tussen vrouwen. En temidden van dit alles staat daar het droomhuis, het huis waar het gebeurde, het symbool van wat had kunnen zijn en niet was.