In een klein houten huis in de uitgestrekte bossen van Noord-Amerika woont Laura, met haar ouders en twee zusjes. Er wonen bijna geen andere mensen; wel leven er wolven, beren en grote wilde katten. En in de winter ligt de sneeuw zo hoog tegen het huis, dat ze er een gang doorheen moeten graven om buiten te komen. Overdag helpt Laura met karnen, bakken en kaas maken. 's Nachts ligt ze soms te luisteren naar de geluiden van de wilde dieren. Ze weet dat die gevaarlijk kunnen zijn. Maar hun hond Jack houdt de wacht, en boven de deur hangt het geweer van haar vader.