Irah verwondert zich over de dieren om zich heen. Ze ontmoet een vosje op het bospad, praat met een vis in een kleurplaat, huilt om een lammetje in een treurig liedje, danst met een vlinder, bekommert zich om een kwal op het strand en maakt voor een dode pissebed een grafje van rozenblaadjes, een 'rozenbed'. De dieren komen en gaan in Irahs leventje. Maar Bor is er altijd. Bor is vertrouwd, troost haar en is nooit boos.