Hoofdpersoon van deze roman is de negentienjarige lyceumleerling Philip Corvage, die in een grote Nederlandse stad door zijn oom wordt opgevoed. Deze jongeman bezit alle karaktereigenschappen van een geniale adolescent: hij schrijft opvallende gedichten, is gevat, geestig, charmat en extravagant; hij beheerst door zijn rijpe intelligentie zijn klasgenoten en voelt zich eigenlij kin de benepenheid van zijn omgeving een verdwaalde Romein. Met een afgrijselijke onverschilligheid verwaarloost hij zijn gebit en in deze omstandigheid schuilt de kiem van het drama dat zich aan hem voltrekt.
Naast de tragedie van Philip Corvage vraagt de geschiedenis van de leraar Nederlands en diens verloofde Lida Veldkamp de aandacht. In enkele dagen voltrekt het drama zich, maar de schrijver ontwikkelt het langs zoveel lijnen, de verhouding tussen de verschillende personen wisselt zo verrassend, het verhaal is zo'n boeiend spel en tegenspel van velerlei krachten, dat de gecondenseerde weergave der uiterlijke feiten het boek nauwelijks kan typeren.