Jacob van Lennep (1802-1868), gangmaker en spotter, vrouwenliefhebber en hulpvaardig vriend. Hij leidde een fascinerend leven, gespleten tussen de bedrukkende moraal en de turbulente moderniseringen van zijn tijd. Als telg uit een voorname Amsterdamse familie voelde hij de last daarvan op zich drukken. Want iemand van zijn afkomst moest zich conformeren, en dat lag hem niet. Al op zijn negentiende verwekte hij een buitenechtelijk kind. Toen hij 32 was, ging hij ervandoor met een nieuwe liefde en liet zijn vrouw met vijf kinderen achter. Zijn vader kon hem nog net tegenhouden. Hij werd niet herkozen als lid van de Tweede Kamer, omdat hij spotverzen op de vaderlandse geschiedenis schreef. Zijn daadkracht was enorm: Amsterdam dankt zijn waterleiding aan hem en Den Haag het behoud van de Ridderzaal. Hij was betrokken bij de plannen voor het Amstel Hotel, het Noordzeekanaal en het Rijksmuseum. Maar Jacob van Lennep was bovenal een getalenteerde, enorm productieve schrijver die de moed had zijn eigen weg te volgen in een door conventies bepaalde tijd. Marita Mathijsen schreef met Jacob van Lennep een fascinerend levensverhaal, dat tegelijk een biografie is van een tijdperk. Ze doorzocht duizenden brieven en documenten en sprak met vele afstammelingen, van wie ze oude familieverhalen achterhaalde en tal van onbekende foto's en tekeningen, die in dit rijk geïllustreerde boek zijn opgenomen. Met haar meeslepende stijl, humor, inlevingsvermogen en eruditie weet Mathijsen de complexe negentiende eeuw in dit boek voor iedereen toegankelijk te maken. Want Jacob van Lennep ís die fenomenale eeuw, met al zijn tegenstrijdigheden.