werd voor Cees Nooteboom gaandeweg een diepe fascinatie,
die hem steeds opnieuw zou doen terugkeren naar het keizerrijk.
Als onvermoeibare reiziger kijkt hij altijd achter de volgende
heuvel, uit nieuwsgierigheid naar een Japan dat hij nog niet
kent en begrijpt. Hij voelt een sensueel genot in de mensenmenigtes
van Tokio, valt in de snelste trein ter wereld tussen de
zingende monniken langzaam in slaap, probeert de verschillende
tempels uit elkaar te houden en ziet in dat hij daar nog een volgend
leven voor nodig zal hebben.
In deze bundel komen Nootebooms Japanse reisverhalen voor
het eerst samen. Met zijn vermogen om de fijnere nuances van
het land te begrijpen richt hij een persoonlijk monument op
voor de kunst, de landschappen en inwoners. Japan is een onderdompeling
in de schoonheid van nieuwe ontdekkingen en
de onvermijdelijke vragen die hierdoor over het eigen bestaan
worden opgeroepen.