Johan Polak (1928-1992) groeide op in wat hij zelf noemde 'een zeer liberaal joods milieu met sterk atheïstische en sociaaldemocratische inslag'. Dit ogenschijnlijk idyllische bestaan in Amsterdam werd bruut verstoord door de vroege dood van Johans vader en de Duitse bezetting vlak daarna. Deze ingrijpende gebeurtenissen en de verhouding met zijn moeder bepaalden voor een groot deel Polaks verdere leven.