Deze bundel "Kronkels" vormt de neerslag van misschien wel de vrolijkste, onbekommerdste "Kronkels" die Carmiggelt heeft geschreven. Hij reist onder meer naar zijn geliefde Parijs. Hilarisch is het verhaal "Journalistiek" waarin hij zichzelf op de hak neemt: "De Amsterdamse politie deed gisteravond (...) een inval in de flat van de zich journalist noemende C. (54). In een spaarzaam verlicht vertrek troffen de rechercheurs niet alleen de bewoner van het perceel en zijn vrouw T.C.-de G. (55) - een voormalige danseres! - aan, doch bovendien een gezelschap van twaalf personen van beiderlei kunne, allemaal van middelbare leeftijd!'