Jean-Christophe heeft zich gevestigd in Parijs, waar hij naam hoopt te maken als componist. Maar in deze grote, onbekende stad verdwaalt hij in kringen van halve artiesten, snobs, rijke niksnutten, politieke en financiële boeven, en dames van plezier. Na een periode van armoede en miskenning, beseft hij, als hij uiteindelijk ziek wordt, dat hij zich beter kan begeven onder het gewone Franse volk. Zijn ontmoeting met Olivier Jeannin is het begin van betere tijden. Olivier, een verfijnde, sensitieve Franse intellectueel en Jean-Christophe, een stoere, hartstochtelijke Duitser, vinden elkaar in vriendschap.
In Rollands tijd, waarin de naties van Europa lijnrecht tegenover elkaar stonden en met name Duitsland en Frankrijk gezworen vijanden waren, vormt deze opmerkelijke vriendschap een idealistisch statement. In Jean-Christophe weet Romain Rolland met haarfijne observaties het Europa van het fin de siècle tot leven te wekken, en met zijn psychologische allure neemt hij de lezer mee in Jean-Christophes bewogen leven.