Een antiek zilveren roomkannetje in de vorm van een koe, dat te koop staat bij een antiquair in Londen, wordt hevig omstreden door Bertie’s tante Dahlia en haar oude vijand Sir Watkyn Bassett. In opdracht van Tante Dahlia moet Bertie Wooster op jacht naar het kostbaar kleinood.
Als de verwikkelingen rondom de roomkoe zich verplaatsen naar het kasteel Totleigh Towers op het Engelse platteland reizen ook Bertie Wooster en zijn bediende Jeeves (a gentleman's personal gentleman) af naar Totleigh Towers, waar bovendien zijn oude vriend Augustus Fink-Nottle (Gussie) logeert en zijn hulp nodig heeft. Gussie heeft een oogje op Madeline Bassett, net als Roderick Spode, een dictatoriale geweldenaar met een groot geheim. De verliefden en verloofden doen hun best elkaar te begrijpen, maar communicatiestoornissen liggen voortdurend op de loer.
Bertie probeert ondertussen de roomkoe in handen te krijgen voor zijn tante Dahlia. Ook Stephanie Byng die op het kasteel logeert, heeft haar eigen redenen om de roomkoe te bemachtigen. Voeg hierbij nog een waakzame politie-agent, een onhandige hulppredikant en een verloren notitieboekje, en het recept voor tomeloze verwikkelingen ligt klaar.