Hij zat aan de drugs, had torenhoge schulden en liep een tijd lang achter de vuilniswagen. Maar Jermain de Rozario (1984) uit Helmond vond uiteindelijk troost en zingeving in de keuken. Twee jaar nadat hij zijn eigen restaurant opende, haalde hij een Michelinster binnen.
Het boek 'Lotus' gaat over een voormalig straatschoffie, dat in korte tijd uitgroeide tot een van de nieuwe gezichten van de Nederlandse gastronomie. De jongen die zich lange tijd een loser voelde, staat plots vol in de schijnwerpers. Hoewel hij ogenschijnlijk in een wereld vol glitter en glamour terecht is gekomen, voelt hij dagelijks de immense druk om op topniveau te presteren. Hij slaapt al jaren tussen de drie en vijf uur per nacht.
De Rozario vertelt in dit boek niet alleen over zijn successen en zijn angsten; hij geeft tegelijkertijd een uniek inkijkje in de restaurant-business. De chefkok praat met smaak over het harde regime in de keuken, de meest vervelende gasten en de wijze waarop zijn gerechten tot stand komen ('Ik doe vaak maar wat, maar het komt altijd uit mijn hart'). Ook is hij eerlijk en kritisch over zijn terugval. Hij grijpt weer naar de coke, als zijn vader onverwachts in de gevangenis terechtkomt.
Breken met de wetten en regeltjes van 'de oude horeca', daar is het De Rozario nu vooral om te doen. Zo begint de sterrenkok, die het nu alleen nog bij jointjes houdt, doodleuk rijsttafels en pizza's te verkopen tijdens de coronacrisis. In dit boek zijn daarom ook een aantal no-nonsense recepten opgenomen.