Buitenman schildert een eigen wereld, een wereld die niet zozeer een vlucht uit de realiteit is, maar eerder een optimistisch tegenbeeld van de bestaande wereld. Het is verleidelijk om de doeken van Buitenman als utopieën zien. Plaatsen die niet bestaan, behalve dan in de verbeelding. Plaatsen die juist door de verbeeldingskracht van de schilder en zijn uitbundige stijl ook voor de kijker heel eenvoudig voor te stellen zijn. Plaatsen die als je ze eenmaal op een van Buitenmans schilderijen hebt gezien in het hoofd wel degelijk bestaan en daar blijven bestaan. De werelden die Buitenman aan de kijker gunt zijn werelden zonder tijd en dus zonder pijn. Hij zet zijn kunst in als een vorm van troost door de kijker opnieuw te laten zien hoeveel schoonheid er in de wereld is, hoeveel prachtige bloemen en vogels, kleuren en vormen, hoeveel prachtige vrouwen. Buitenmans pure fascinatie voor kleur en vorm en licht, is een verhaal op zich. De kijker ziet werk van een schilder die verliefd op dat schilderen zelf is en die verleidt, door het plezier dat hij zelf bij het schilderen ervaart met de kijker te delen, door het mooie in het leven te laten zien.