In Kinderjaren ervaren we door de ogen van het kind Aljosja het rauwe milieu van kleine ambachtslieden, waarin wreedheid en tederheid, heidens volksgeloof en christendom hand in hand gaan. Hoewel Aljosja opgroeit in een mallemolen van dwaas en sadistisch gedrag, vlucht hij nooit in zelfbeklag.
Onder de mensen laat vervolgens zien hoe de veertienjarige Aljosja na de dood van zijn moeder in zijn onderhoud voorziet. Hij beproeft zijn geluk als loopjongen in een schoenenwinkel, bordenwasser op een stoomschip op de Wolga en als leerling in een iconenatelier.
In Mijn universiteiten lezen we over Aljosja s lotgevallen in Kazán. Als hij niet wordt toegelaten tot de universiteit brengt hij zijn tijd door te midden van havenarbeiders, klaplopers, hoeren en anarchisten. Het zijn deze verschoppelingen van de maatschappij die hem belangrijke levenslessen leren.
Gorki s liefde voor mensheid en natuur en zijn intense drang de gedragingen van de mens te willen begrijpen maken deze trilogie tot een tijdloos en ontroerend monument.