Johan de Boose wekt de waanzinnige veertiende eeuw tot leven in een nieuwe magistrale roman Veertiende eeuw, Moskou. Twee Russische monniken, een zanger en een schilder, vluchten voor de Tataren. Zij komen terecht in diverse Europese steden, waar ze getuigen zijn van het excentrieke gedrag van mensen die geloven in het einde der tijden. Telkens opnieuw worden ze bedreigd en moeten ze vluchten. Uiteindelijk belanden ze in een abdij in het Vlaamse Ehinham, waar ze gastvrij worden ontvangen. Ook daar neemt echter de dreiging toe: er breekt een zondvloed uit, de paters gedragen zich als perverten in een gekkenhuis, de abt is een mythomaan omringd door lustengelen, en de enige non zoekt op haar eigen manier naar haar mystieke ziel. Ten slotte worden de Russische monniken weer voortgedreven door het noodlot. Hoe sneller ze aan de waanzin willen ontsnappen, hoe waanzinniger hun bestaan wordt. De cirkel zal zich sluiten, maar de apocalyps zal wel heel dicht in de buurt komen. Een houtblok, afkomstig van Christus' kruis, speelt bij dit alles een beslissende rol.