Martijn zit in groep vier. Jij moet geld stelen en aan mij geven, kleintje, zegt Geert uit groep acht tegen hem. Je krijgt een pak slaag als je het tegen iemand zegt. Tegen Ilse uit de andere groep vier zegt Geert hetzelfde. Martijn en Ilse willen niet stelen, maar ze zijn erg bang voor Geert. Hoe komen ze aan geld? En hoe komen ze van die gemene Geert af?