Johannes van Dam was naast bekend culinair journalist een bijzonder mens. Hij had dan ook bepaald een roerige achtergrond: zijn joodse ouders overleefden de oorlog in onderduik, op jonge leeftijd was hij betrokken bij het auto-ongeluk waarin zijn vader omkwam en daarbij kwam dan nog zijn ontluikende homoseksualiteit in de burgerlijke jaren vijftig. Voordat hij over eten ging schrijven was zijn leven een chaos vol depressies, cocaïnegebruik en uitzichtloosheid. Daarna stond zijn leven in het teken van eten: spreken over eten, schrijven over eten en alles weten over eten.
De Amsterdamse horeca vreesde hem, haatte hem soms maar respecteerde zijn vakkennis. Hij vond zichzelf de beste culinair journalist, maar niet alle collega’s waren het daarmee eens. Een man die ‘altijd de waarheid sprak’, noemde hij zichzelf en hij maakte dan ook veel ruzie. Toch had hij trouwe vrienden. Avonturen in een commune, geldingsdrang tot achter de derde komma, een ‘robuust’ karakter – het hoorde allemaal bij Johannes. Een bijzonder personage.