Jonkheer Dirk Jan de Geer (1870-1960), minister-president ten tijde van de Duitse invasie, is de geschiedenis ingegaan als een deserteur. Toen de Nederlandse regering op 13 mei 1940 naar Londen was gevlucht, sprak hij op de bbc zijn ontredderde landgenoten toe. In zijn woorden was geen enkele strijdlust te ontdekken. Hij maande het Nederlandse volk tot ordelijk gedrag en riep de administratieve diensten op tot samenwerking met de Duitse autoriteiten. Koningin Wilhelmina verloor definitief het vertrouwen in hem toen hij voor onderhandelingen met de Duitsers pleitte, desnoods zonder medeweten van de Engelsen. Ze dwong De Geer in september 1940 tot ontslag. Zijn heimelijke terugkeer naar het bezette Nederland, met toestemming van de Duitsers,werd hem zeer kwalijk genomen. Hij werdverguisd en strafrechtelijk veroordeeld. Derol die koningin Wilhelmina in zijn teloorgang speelde, werd tot heden onderbelicht. Men vergeet wel eens dat De Geer, voorafgaand aan die donkere dagen, een schitterende politieke carrière had als onbetwist leider van de Christelijk-Historische Unie. Belangrijkste wapenfeit uit zijn eerste regeerperiode (1926-1929) was de noodzakelijke herziening van het Nederlandse belastingstelsel. Hij was een bekwaam wetgevermet grote deskundigheid op het gebied van juridische en financiële zaken en blonk uit in eruditie, werkkracht en welbespraaktheid. De Geer was een algemeen gewaardeerd politicus al werd hij wel als een sfinxomschreven: afstandelijk, ondoorgrondelijk, onvoorspelbaar.
Henk van Osch heeft een bewonderenswaardige prestatie geleverd met deze biografie van een complexe en tragische persoonlijkheid die niet bleek te zijn opgewassen tegen de zware beproevingen die hem op zijn zeventigste werden opgelegd. Van Osch toont De Geer als een begaafde onzekere man, wiens levensverhaal de lezers onvermijdelijk confronteert met de vraag hoe wijzelf in die tijd gehandeld zouden hebben