“Oorverdovende knallen, de een na de ander, scheuren de stilte in stukjes en wekken me uit een slaap die me toch heeft overvallen. Ik schiet overeind, tast naar de telefoon die ik naast me had neergelegd. Mijn hart zit in mijn keel, terwijl mijn handen in het klamboe graaien en grijpen, op zoek naar de opening”.