Het leven schotelt ons dagelijks wonderen voor. Vertederende wonderen, zoals de herenigde beertjes in Kosovo die liefhebbend op elkaars oren sabbelen. Maar ook wonderen van ironie, wanneer een vrouw op het strand niet door heeft dat haar zo kuis bedoelde boerkini júist al haar vormen prijsgeeft. En hoe kan het dat Wittemans oude vader in steeds grotere huizen woont? En wat moet die mismoedige Bulgaar daar? Wie verlost de wiskundeleraar die een piepjonge seksbom in zijn klas krijgt, met een glimlach als een opgaande zon? Wie troost de moeder die na achttien jaar zelfdiscipline alsnog tegen haar kroost krijst: 'Het is hier geen hotel’? Hoe moet je kijken als iemand je ‘een goed mens’ noemt? Moet je je schamen als je rammelt van de honger op een begrafenis? En hoe gaat Catherine Keyl wraak nemen op Viola Holt? Bestaat er zoiets als luchtvaartporno? Mag de herinnering aan nazisme gepaard gaan met vrolijkheid over een hitlerkerstbal? Kunnen we het erover eens zijn dat kinderen best in staat zijn te leren wat ‘gefnuikt’ of ‘sukade’ betekent als hun moeder straattaal als ‘makhalish’ of ‘pokkie’ beheerst? En heeft de onstuimige groei van de Chinese patatmarkt ook voordelen? Zelf had u zich dit alles misschien nog niet afgevraagd. Sylvia Witteman wel, gelukkig voor ons allemaal.