Het Nederlandse voetbal weerspiegelde dat in het klein: van mobilisatie tot ‘staat van beleg’, van oorlogsvluchtelingen tot geïnterneerde militairen van oorlogvoerende landen. Het voetbal kreeg ermee te maken.
Voetbal was vóór 1914 nog een exclusieve sport die alleen elitaire landskampioenen uit de grote Hollandse steden voortbracht. Tijdens de oorlogsjaren ontwikkelde het voetbal zich tot een volkssport. Tijdens die vier oorlogsjaren ging het Nederlandse landskampioenschap naar vier clubs die nog altijd actief zijn in het betaald voetbal: Sparta (1915), Willem II (1916), Go Ahead (1917) en Ajax (1918). Vier clubs met een eigen karakter en een eigen verhaal.
Het deftige Sparta bouwde het eerste moderne clubstadion. Willem II haalde de landstitel voor het eerst naar het zuiden. Go Ahead was de eerste arbeidersclub die de landstitel greep, met een geïnterneerde Engelsman als sterspeler. Een andere Engelse oorlogsvluchteling, trainer Jack Reynolds, maakte van Ajax een topclub.
Vier auteurs met ieder hun specialisatie, Menno Pot (Ajax), Anton Slotboom (Sparta), Roger Rossmeisl (Willem II) en Herman Starink (Go-Ahead), reconstrueren het verhaal van de ‘oorlogslandstitel’ die hun club veroverde, ruim een eeuw geleden, en schetsen zo een fascinerend tijdsbeeld van een Nederlandse volkssport in ontwikkeling, in de schaduw van de oorlog. Met veel foto’s.