Dit boek schetst het boeiende portret van een groep Marokkaanse kans- of randparels, jongemannen die zich spreekwoordelijk aan de rand van de samenleving bevonden. Niet eerder volgde een wetenschapper een groep Marokkaanse criminele jongens zo lang en zo intensief. Hij vroeg af zich hoe hun levens zich verder hebben ontwikkeld.
De jongens groeien op in de jaren tachtig in Amsterdamse wijk De Pijp. Ze spijbelen, lopen weg van huis en zitten zonder werk. Hun motto is: ‘Werken is voor de dommen.’ De politie is hun gemeenschappelijke vijand. Ze vormen een jeugdbende en breken auto’s open, sluipen woningen binnen, stelen uit winkels en beroven mensen op straat. Een aantal raakt verslaafd en moet stelen om de heroïne te kunnen kopen. Hulpverleners en jongerenwerkers hebben geen vat op hen.
Wetenschapper Hans Werdmölder wist stukje bij beetje hun vertrouwen te winnen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. In de ogen van de boefjes was hij een spion, een rechercheur. Maar door een noodlottig toeval zou hij zelf met enkele van zijn reisgenoten in een Marokkaanse politiecel belanden en dat schepte een band. Werdmölder hield contact met de jongens, inmiddels mannen van middelbare leeftijd.