Van de Woestijne wordt opgevoed in het Frans, maar beslist in het Nederlands te schrijven. Hij dweept in zijn jeugd met het anarchisme, maar omarmt later het christendom en wordt een haast mystiek dichter. Hij verkettert in zijn poëzie de vrouw, maar blijft zijn echtgenote levenslang trouw. In zijn verzen spreekt hij als een vermoeide, getormenteerde ziel, maar in de praktijk blijkt de dichter over een enorme werkkracht en veel zin voor humor te beschikken.
Meer dan twintig jaar lang verslaat Van de Woestijne op onnavolgbare wijze het politieke en culturele leven in Brussel als correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daarnaast bouwt hij moeizaam een ambtenarencarrière uit. Later wordt hij kabinetssecretaris van minister Jules Destreé en, zonder enig diploma, professor aan de universiteit van Gent.
Over zijn huwelijk kan een heel boek geschreven worden, noteerde Streuvels ooit. Ook zijn relatie met uitgevers en vrienden, met zijn Duitse censor en met de politieke wereld roept vragen op. Na jaren van geduldig onderzoek licht Peter Theunynck een tip van de sluier op en doorprikt hij de zorgvuldig opgebouwde mythe rond de persoon van Karel Van de Woestijne.