Hoe is het om strand te zijn? Een teakhouten buffet? Of Brunelle-schi? In een van de eerste gedichten van De karpersimulator herinnert de dichter zich een oude, veel te dikke boxer die zich een deftige salonkamer binnen zeult. De dertig jaar die liggen tussen die kamer en het heden lijken in één klap uitgewist. Verwonderd vraagt hij zich af, waarom hij is wie hij is, en niet bij voorbeeld die oude boxer. 'Ik had hem makkelijk kunnen zijn.'
Erik Menkveld richt in De karpersimulator zijn 'spotlight' steeds op een alledaags of juist bijzonder detail, om verwonderd te constateren dat deze 'scheve' blik de werkelijkheid verandert. Ook de dichter zelf metamorfoseert voortdurend: in een paard, in strand, in een Chinese zijdehandelaar, in een Schotse reisleider, in de geliefde van de componist Janá ek. in een smokkelaar van exotische zangvogels en in een vreedzaam volkje, dat alleen bonen eet om niet te hoeven doden. Zo maakt de dichter steeds 'zijsprongen over de soortgrens', net als de koe in het gedicht 'Koebeest en vrouwdier', die verlangend aan een doejong (een zeekoe) denkt als de stier haar bespringt.
Erik Menkveld (1959) is redacteur. Zijn gedichten verschenen eerder in de Revisor, Tirade, De Gids en Raster. In 1995 publiceerde hij de bibliofiele bundel Koebeest en vrouwdier en in 1997 Lente, beide bij uitgeverij De Lange Afstand.
T. van Deel over Koebeest en vrouwdier: 'Verrassende beelden... grote aandacht voor details... de enige juiste woordkeus... zinnelijke taal... erotische dubbele bodems... Menkvelds de-buut geeft mij de overtuiging hier met een voortreffelijk dichter van doen te hebben'