In de tijd waarin de roman Katapult, Oproer in Amsterdam speelt, de jaren zeventig van de vorige eeuw, was er nog hoop, ook al toont het verhaal niet het Amsterdam van de glamour maar het Amsterdam dat aan de rand staat van de verloedering. Het is het verhaal van een dag uit het leven van een kleine groep mensen, een familie en hun vrienden, die in een grote stad toch in een uiterst kleine kring blijken te leven. Het lijkt dat ze ver staan van de boze en wonderlijke rampen die zich in de stad voltrekken en die ze niet kunnen benoemen, maar feitelijk ondervinden ze alle gebeurtenissen aan hun lijf.
Wat er in Katapult gebeurt, speelt zich alleen af in zwarte sprookjes, maar vaak hebben sprookjes meer met de werkelijkheid gemeen dan de exacte verslagen van gebeurtenissen. Wie denkt dat het onmogelijk is om met een katapult een brandende scherf van de zon te schieten, om zo hotel-restaurant Americain in de fik te zetten, moet dit boek maar niet lezen. Katapult is vijfenveertig jaar geleden geschreven. Veel in Amsterdam lijkt nu nog hetzelfde, maar dat is schijn. Wie met dit boek door de stad loopt en de sporen zoekt van het Amsterdam van toen, ziet dat de mooie gevels er nog zijn en worden gefotografeerd door hordes toeristen uit de hele wereld, maar ook dat achter de fraaie gevels heel veel is weggehaald. Nu zijn er supermarkten gevestigd en kantoren van advocaten, multinationals en brievenbusmaatschappijen die de stad en Nederland misbruiken om belasting te ontduiken. De gezinnen zoals die van Albert Meyer zijn grotendeels verdreven naar de Bijlmer, Purmerend en Almere.
Ook café De Engelbewaarder, aan de Kloveniersburgwal is er niet meer. Kastelein Bas, in wie de toenmalige uitbater en boekenliefhebber Bas Lubberhuizen herkend kan worden, leeft nog, maar de redacteuren van Vrij Nederland die er dagelijks hun kelkjes leeg dronken, zoals Martin van Amerongen en Joop van Tijn, zijn al jaren heen. Net als Ischa Meier die er vaak kwam met zijn vrouwen, minnaressen en favoriete hoertjes en een zak vol boeken waarvan hij de flapteksten las. Ook stamklant Robert Jasper Grootveld, die model stond voor Crazy Horse is er niet meer, net als Simon Vinkenoog, de magiër van het vrije woord. Wel zijn gelijkgestemde filosofen als Roel van Duijn en Luud Schimmelpennink nog onder ons, maar hun ideeën worden nauwelijks nog begrepen.
In de gevoelswereld van schrijver Ton van Reen spelen de zelfgenoegzame leden van de georganiseerde samenleving een uiterst sinistere rol. Wreedheid, vreemdelingenhaat en bloeddorst liggen achter hun oppervlakkige en zo fatsoenlijk lijkende gedrag voortdurend op de loer. De helden van Ton van Reen behoren zonder uitzondering tot de kwetsbaren en de slachtoffers: eenzame kinderen, hoeren, landlopers, kermisgasten en zonderlingen, mensen die echter een warmer hart hebben dan de directeuren van de Rabobank en de Tweede Kamerleden van de VVD.
Over de boeken van Ton van Reen schreef Aad Nuis in de Haagse Post: 'Hij schrijft eigenlijk steeds sprookjes, waarbij de toon onverhoeds kan omslaan van Andersen op zijn charmantst in Grimm op zijn gruwelijkst.' Reinjan Mulder schreef in NRC-Handelsblad: 'Het proza van Ton van Reen is mooi als poëzie.' En Gerrit Krol schreef in dezelfde krant: 'Ton van Reen schrijft leerboeken voor schrijvers.'