Geef door aan het dal dat de rook die opstijgt
dat de brandende takken, de fakkel van moerbei
pruim, braam, dat het vuur in de wilg, zwarte
sneeuw van papiervlokken, geblakerde muurtjes
dat het brandende rood van de wilde wingerd
de vonken tot boven het dak, het tijdelijk duister
dat de ontfermende nacht, dat het dal ervan weet.