Als peuter wordt Marina Chapman ontvoerd en alleen in een oerwoud achtergelaten. Ze sluit zich aan bij een groep kapucijnapen, die haar leren overleven. Vijf jaar lang kopieert ze hun gedrag: eet wat zij eten, drinkt wat zij drinken, leert hun taal en klimt de hoogste bomen in. Dat is haar redding.
Langzamerhand verliest ze echter elk besef van mens-zijn, totdat ze na vijf jaar door jagers wordt ontdekt, die haar meenemen naar de bewoonde wereld, waar ze nog jarenlang als straatkind leeft.
Uiteindelijk is Marina Chapman een `gewoon mens geworden. Ze woont nu in Engeland, heeft een man, twee dochters en drie kleinkinderen.
Haar verhaal is opgetekend door haar jongste dochter Vanessa, die haar leven lang al door haar moeder geïnspireerd wordt. Vanessa schaamt zich inmiddels niet meer als haar moeder plotseling in een boom klimt.