Het is het jaar des Heren 1244. Vanuit het verre Sicilië heerst Frederik II over het Heilige Roomse Rijk. In het eeuwige Rome regeert Innocentius IV over een kerk die steeds meer bij de wereldlijke politiek betrokken raakt. In deze situatie gehoorzaamt Lodewijk IX van Frankrijk de Heilige genaamd, aan de oproep van de paus; hij stuurt een leger naar Montségur, de onneembare ketterburcht in de weerbarstige Languedoc en het laatste bolwerk van de Katharen. In een donkere en stormachtige nacht worden twee kinderen aan touwen van de muurkap naar beneden gelaten. Zij zijn de nakomelingen van de graal. Hun koningschap zou de wereldreligies kunnen verenigen maar kunnen de twee zo'n kroon dragen zonder daardoor te worden doodgedrukt? De kinderen hebben evenwel een beschermengel: William van Roebroeck, een stevige, uitgekookte boerenzoon uit Vlaanderen. Als held tegen wil en dank belandt deze kleine franciscaan in een dodelijke twist tussen keizer en curie, tussen christelijke ridders en islamitische Assassijnen waarbij het gaat om imperiale machtsbelangen en om een groot plan, dat zowel een spiritueel geheim als een wereldlijke samenzwering vormt.