Aiden weet goed wat ze wil: ze wil haar vrijheid, haar vrienden en een leven vol plezier. Maar Aidens dagen zijn gevuld met een onstilbare woede; haar vader, de koning, heeft haar dierbare oom verbannen. En nu, zonder haar oom aan haar zijde, verkruimelen stukken van haar wereld. Haar bloed kookt. Haar handen vatten vlam…Vanaf de dag dat zijn moeder hem gevonden heeft, weet Destan al dat hij niet in Svell thuishoort. Hij voelt het niet alleen, hij moet het ook aanhoren van de Svellse inwoners, die hem al jarenlang lastig vallen. Zelfs voor iemand met zo'n dikke huid als Destan kan dat allemaal teveel worden. Zijn aderen worden koud. Zijn hart krimpt. Zijn tranen bevriezen het oppervlak van een meer…Een vreemdeling met ingevallen wangen en donkere ogen komt hen helpen. Hij vertelt Aiden en Destan dat ze anders zijn; speciaal. Hij belooft ze verhalen over waar ze vandaan komen en wie ze zijn. De vreemdeling lijkt de enige te zijn die het ze wil vertellen. Maar er lijkt iets aan hem niet helemaal te kloppen…