Memed, de enige zoon van een arme Turkse weduwe, komt in opstand tegen de wrede grootgrondbezitter Abdi Agha, heer en meester in de hooglanden van Anatolië. Hij wordt vogelvrij verklaard en vlucht de bergen in, waar hij zich aansluit bij een gevreesde roversbende. Wanneer hij hoort dat Hatçe, zijn geliefde, is gearresteerd wegens beschuldiging van moord, keert Memed terug naar het dorp.