Net elf jaar geworden kwam Karel, jongste troetelkind in het katholieke Amsterdamse gezin van zijn beroemde vader J.A. Alberdingk Thijm en diens bigotte, ziekelijke echtgenote Mina Kerst naar de kostschool Rolduc, in het toen nog meer dan tegenwoordig van Holland geisoleerde Zuid-Limburg. Drie jaar later werd hij er smadelijk weggejaagd, en nog eens tien jaar later publiceerde hij zijn herinneringen aan deze bewogen tijd met een omvangrijke roman die hij, inmiddels de auteur Lodewijk van Deyssel geworden, van de strijdbare titel De kleine republiek voorzag, zonder een blad voor de mond te nemen wat betreft de aanleiding voor zijn gedwongen vertrek destijds.