Kleine Struis stopt zijn kop in het zand en daar laat hij hem zitten.
Eén halslengte onder de grond voelt haast net zo veilig als vroeger in het ei.
Kleine Struis is niet zo stoer. Hij vindt zichzelf een bangerik, een watje. De gevaarlijke savanne is geen plaats voor iemand als hij. Maar klopt dit wel?